donderdag 3 maart 2011

De Vleugels van God


De bouw van het huis was flink opgeschoten. Pappa en Misha zaten op de nieuwe veranda. Het was avond en de sterren twinkelden in de klare hemel. Zij hadden de grote trommel op de vloer gelegd en zaten er op. Misha voor, pappa achter. De trommel vloog. Hij ging omhoog als ze erop sloegen en als het stil was gingen ze naar beneden. Totdat Misha ondekte dat de trommel knoppen had. Voor omhoog en omlaag. Als je die gebruikte hoefde je alleen maar te zitten.
Ze gingen hemelwaards, tot aan de sterren. “We gaan verder,” deelde Misha mee, “tot we bij God aankomen.” Ze vlogen verder het gesternte in. “Daar is God,” zei Misha, “Praat met hem.”
     “Waarover?” wilde pappa weten.
     “Vraag hem om vleugels,” antwoordde Misha. Want het beviel hem niet dat de vliegende trommel geen vleugels had. “Vraag het,” drong hij aan.
     “Vraag jij het maar,” zei pappa.
     ”Nee, jij moet het doen,” had Misha besloten. “Nu, God wacht."
Pappa vroeg hoe het met God ging. Het ging goed met God. Hij was blij dat ze hem kwamen opzoeken en gaf hun een paar vleugels.
     “En een schroevendraaier, alstublieft,” voegde Misha eraan toe. Hij was al begonnen met de bevestiging. “Dank u,” zei hij en ging verder met de montage. “Vraag nog een paar vleugels,” schoot hem te binnen. “Voor reserve wanneer deze versleten zijn.”
Die kregen ze ook. Daarna zeiden ze bedankt en tot ziens. De vliegende trommel deed het prima. Hij zeilde door de lucht en het zicht was prachtig.

Ze vlogen naar het strand. Daar stonden tante Rietje en Nanne. Nu kon het vliegtuig uitrusten en naar de golven kijken. Misha en Nanne gingen garnalen vangen. Met een schepnet.