donderdag 25 augustus 2011

Ons Erf (1)


Aantekeningen uit Zambia: no 6. De eerste aflevering over de grond van ons bestaan.

Ons huishoudelijke bestaan speelt zich af op een stukje land van 60 x 61 m. Zoiets heet hier een plot. Wij wonen op plot 92, te Choma, Zambia. In het nederlandse: dit is het 92ste stukje land in Choma dat kadastraal vast gelegd is.
Plot 92, Choma, Zambia

Eén reden waarom wij hier wonen is vanwege dat erf en de behuizing daarop. Dat vormt een van de grootste pluspunten van ons leven in Zambia. Dat je zo'n 1½ are hebt als levensruimte. Daar moest echter wel het een en ander voor gebeuren.

Het is een oud, maar ook weer niet echt oud, stukje gemeentelijke bebouwde grond in Choma. Ik kocht deze plot in 1995. Het oorspronkelijke huis op dit perceel is zo’n 40 jaar oud, was eigendom van één van de vele toenmalige semi-staatssbedrijven van Zambia en werd verkocht toen de “privatisering” van overheidsbedrijven of voormalige overheidsbedrijven volop aan de gang was. Ik had er US$ 16 000 voor geboden. De minimum prijs (“reserved price”) was USD 12 000. Ik wist op de voorhand dat mijn bod waarschijnlijk het hoogste bod zou zijn, en kreeg het.

Dat was niet vanzelfsprekend. De informele sector was al goed op dreef en dat beëinvloedde zaken als het toekennen van ter verkoop aangeboden panden ook al was je de hoogste bieder. (Terzijde: corruptie bij de overheid in Zambia kwam pas goed op gang na de verkiezingen van 1991 toen Zambia het multipartijen systeem aanvaardde en daarmee het UNIP tijdperk afgesloten werd). Een plot waar ik eerder op geboden had was om onduidelijke redenen aan mijn neus voorbij gegaan. Ook toen had ik fors boven de “reserved price” geboden. Dit keer zat ik er bovenop en hield contact met de makelaar die namens de overheid (dwz. de Zambian Privatisation Agency) alleen al in Choma tientallen panden aan het verkopen / verdelen was.

Als vervolg op bovenstaand Terzijde: Ik denk nu dat één reden waarom de drastische hervorming van de zambiaanse economie, zoals per voorwaarde voor verdere steun opgelegd door de Wereldbank begin 90’er jaren, daarin gesteund door het IMF &c., bijna geruisloos aanvaard werd door de toenmalige regering van Zambia, geleid door ene Chiluba, voortvloeide uit het kiene besef dat uit deze gigantische privatisering – en echt het was gigantisch, niet alleen “by local standards”  - eveneens tot gigantisch persoonlijk gewin kon leiden. Tel ze maar eens, de huidige “uppa mwamba’s” – de hogere heren - die hun bezit in die privatiseringstijd op een enorme manier deden toenemen. Zeker, als je toen geld had kon je dat profijtelijk beleggen in ontroerend goed. Dat is nog steeds zo – als je in dit land op eenvoudige wijze geld wil verdienen dan bouw of koop je panden en huurt die uit.
Terzijde bij dit tweede terzijde: Eerbiedwaardige lezer, leid uit het bovenstaande niet af dat ik mijn plot 92 voor een appel en een ei in handen kreeg. Mooi niet! Ik bood een fors stuk boven de riëele (toenmalige) waarde van plot 92, gewoon omdat ik het wilde hebben.
De standaard afmeting van een perceel in deze buurt was 30 x 60 meter, dit perceel had ongeveer de afmeting van een dubbele plot en dat was één van de redenen waarom ik er op bood. Een andere reden was dat ik schuin tegenover plot 92 woonde. Dat maakte het opknappen, bewoonbaar maken en opbouwen een stuk eenvoudiger.
De plot zelf was nogal miserabel gelegen want lag op de grens van en gedeeltelijk in een dambo, een laag gelegen stuk land dat in de regentijd onder water komt te staan.
Het huis dat er op stond ontbrak elke vorm van charme en was gebouwd volgens een standaard ontwerp van Openbare Werken, bestemd voor lagere middenklasse ambtenaren en dergelijke.
Aan de noordzijde lag in de regentijd een klein meer dat zich over de naburige percelen uitstrekte. In mijn deel van dit meer stonden 67 eucaliptussen (“blue gums”), daar geplant vanwege hun water absorberend vermogen. Een eucaliptus kan een paar honderd liter water per dag aan de grond onttrekken. Het idee om een waterafvoer systeem middels een afwatering aan te leggen was aan de plaatselijke overheid voorbij gegaan, en er was ook geen voorziening voor getroffen in de vorm van het reserveren van een strookje land daar waar het dambo zijn diepste punt bereikte in het betreffende blok percelen aan de zandweg die in de koloniale tijd de Queen Victoria Avenue genoemd werd. Achteraf wel wat grotesque, die benaming.
Mijn plan om in jaar 1 na aankoop een muur aan de achterkant van het erf te zetten moest uitgesteld worden toen in de regentijd de greppel waarin de fundering (“footing”) gestort was eerst vol en vervolgens onder water liep. Je kon er, volgens de verhalen, vissen, maar dat moeten wel kleine visjes geweest zijn.  Na de regentijd moesten eerst de eucaliptussen omgekapt worden.
Hoe dat allemaal in zijn werk ging met is een verhaal op zich. Ik sla dat nu even over. Geloof me, het is gelukt maar het duurde wel geruime tijd om al die bomen om te krijgen. Ik zette een muur om het erf heen, aan de voorkant gedeeltelijk open door dik kippegaas te gebruiken, want ook toen moest je je beschermen tegen inbrekers en rovers. Maar ik wilde ook weer niet in een soort concentratiekamp voor mijn eigen veiligheid opgesloten zitten. Ik verhoogde op strategische punten het land, daar waar het ’t laagst was en al die eucaliptussen gestaan hadden, en groef twee afvoerkanaaltjes. De ene aan de laagste kant van het erf langs de muur, de andere precies door het midden.

Afwateringskanaaltje naar het zuiden door midden van het erf, met latere bebouwing.

Langs de zandweg aan de voorkant groef ik een soort sloot die uit mondde in een “culvert” dat ik met behulp van de gemeente en de buurman aanlegde. Een culvert is een afwateringsbuis onder de weg door. De buurman gaf wat zakken cement, en de plaatselijke overheid een grote cementen buis, type riolering. Daarmee kon het water afgevoerd worden naar de overkant van de weg en aangesloten op een bestaand afwateringskanaal (“drainage ditch”), recentelijk aangelegd bij de bouw van een naburige wijk huizen in land dat nog lager lag dan het mijne.
Afwateringsbuis onder de weg door aangelegd rond 1998. Aan de andere kant van de weg ziet u net de afwateringssloot, tevens gebruikt als vuilnisbelt door de aangrenzende bewoners.
De grond van het oostelijke, hogere deel van het perceel, bestemd tot groente & fruit tuin, bestond uit fijn zand waar niets behalve gras op kon groeien. In een hoek van dat landje lag een termieten heuvel. Die liet ik afgraven om de wat kleiige aarde te vermengen met de zandgrond. Toen begon het planten van bomen, voornamelijk fruitbomen te weten, guava, mango, sinasappel, citroen, lychee en koffie; en de aanleg van de tuin.
Op 1 April 1977 stapte ik over en ging op plot 92 wonen. In mijn uppie.

Geen opmerkingen: