zondag 21 augustus 2011

Onwettige Behuizing

Aantekeningen uit Zambia:  No 5. Het corrupte gedrag van M. en de zijnen is niet goed te praten. Maar was ik zelf wel zo’n heilig boontje? Vrij van eigen belang in deze? Een historisch en persoonlijk intermezzo gevolgd door het laatste neuws over het huidige bouwschandaal in Choma.

Ik kon niet nalaten me af te vragen waarom ik me zo ergerde aan M.’s illegale bouwactiviteiten. Eén reden was dat wij zo’n tweehonderd meter verderop aan de overkant van de weg ons land hebben, waar we tzt. een huis willen neer zetten, en de kans dat het bouwwerk van M. zich zou ontpoppen tot een afschuwelijke geluidsoverlast producerende bar of disco was in het geheel niet denkbeeldig. En één reden om buiten te gaan wonen was juist het ontvluchten van dergelijk lawaai dat in Choma elke dag door een aantal miserabele bars de lucht in geslingerd wordt. Ik bedacht ook dat M.’s handelen in feite een soort oneerlijke concurrentie was ten op zichte van ondernemers die wel op normale wijze grond verkregen voor hun bouwsels, namelijk door het te kopen. Een andere reden vloeit voort uit een doorlopende irritatie over het gebrek aan regels, of het zich niet houden aan regels, en met name die regels die het sociale verkeer dragelijk moeten maken. Zo heeft, bijvoorbeeld, mijn buurman het pad achter ons blok huizen bij zijn erf getrokken; gewoon door er een muur omheen te zetten. Dat pad, de service road, dient om de telefoondienst en het electriciteitsbedrijf toegang te geven tot de door deze instanties geplaatste bedradingen die aan de dienstweg liggen; zo ook voor de brandweer in geval van brand en de aangrenzende bewoners voor onderhoudswerkzaamheden aan hekken en muren of gewoon om de boel op te ruimen, in dat straatje tussen twee huizen blokken.  
Muur van B. waardoor de ingang tot de "dienstweg" afgesloten is en het 10 meter brede pad aan zijn erf toegevoegd wordt.
Maar was ik nu wel zo’n voorbeeldige gezagsgetrouwe burger met maatschappelijk verantwoordelijksheidsgevoel? Een historische terugblik.

Mijn eerste poging tot academische studie speelde zich te Amsterdam af. Er waren een aantal redenen waarom dat misliep, en één daarvan was het ontbreken van woonruimte. Leven in Amsterdam was een doorlopend ge-ver-huis van de ene tijdelijke ruimte naar de andere, en het werd nog erger toen ik een vriendin begon te hebben. Ik die tijd, eind jaren 60, was dat voor veel mensen nog zondig, en zeker ongewenst, het samen hokken. Veel jongeren hadden hetzelfde probleem, waren dakloos of leiden een nomadisch bestaan in het kennissen, vrienden en familiecircuit.  Duizenden. Daarom sloeg de kraakbeweging aan. Het was geen poging om huur te ontlopen, het was een poging om een dak boven je hoofd te hebben. Er speelde ook wel wat ideologisch gedoe rondom het kraken, maar voor de meeste jongeren ging het om het praktische feit dakloos of niet dakloos te zijn. Ik heb verscheidene jaren in kraakpanden geleefd, drie panden in totaal.

Kraakpand 1 lag in een doodlopend arbeidersstraatje in oost. Mogelijk rondom 1920 neergezet. De huisjes – begane grond + zolder = slaapkamers - moesten plaats maken voor iets groters dat meer geld op zou brengen. Wij kraakten met zijn drieëen twee van deze huisjes. Ze hadden dezelfde in- of opgang en dat was handig. Mijn maatje had bij de marine gezeten en daar had hij wat praktische dingen geleerd die nu goed van pas kwamen. Binnen een dag was er water, hoe hij het deed weet ik niet meer, wel dat er een speciale sleutel voor nodig was om de “valve” in het putje voor het huis open te draaien en die had hij versierd – zoals dat heette in het jargon van die tijd. Spoedig was er ook electriciteit middels illegaal aftappen bij de achtergelegen volkswagen garage. Het kwam niet bij ons op dat er iets mis was of zou kunnen zijn met die gratis voorzieningen. Na een tijdje kwam het waterbedrijf er achter dat wij water hadden zonder officiele aansluiting en zij sloten de kraan af met hun speciale sleutel. Wij draaiden de kraan weer open zodra de mensen van het waterbedrijf vertrokken waren. De belangen van de wettige eigenaar van de panden waren niet zichtbaar binnen onze horizon. Wij leefden daar een paar maanden, alles was reuze leuk en gezellig. Toen stuurde de eigenaar een sloopvrachtwagen op onze woning af die het dak in elkaar ramde. Het was een merkwaardige situatie. Buitenstaanders hadden het recht niet om zonder jouw toestemming of die van de het gerecht je kraakwoning te betreden. Maar je kon wel van buiten het dak de vernieling in beuken.

Op dezelfde wijze verliet ik ook pand 2. Dat betrof maar een kortstondige verblijf in een buurt die overigens helemaal niet leuk was. Het vernielen van het dak vond plaats op een tijd dat ik er niet was en moest daardoor onverwacht mijn doornatte spulletjes per bakfiets verplaatsen.

Pand 3 kraakte ik met een mede student, elk aan 1 kant van de trap, 3 hoog in de Albert Cuyp buurt. Het liep gesmeerd en mijn maatje Jan nam onmiddelijk na het kraken contact op met de eigenaar. Wij boden aan huur te betalen, de eigenaar ging accoord en daarmee was de zaak beklonken. Tot onze opluchting. De gedachte dat we mogelijk een persoon op de reguliere wachtlijst hadden benadeeld kwam niet in ons op.

Mijn toenmalige echtgenote en ik woonden verscheidene jaren in dat pand. De ligging was goed; de markt vlak in de buurt, de oude binnenstad op loop afstand en het was maar een kwartiertje fietsen naar de Rietveld waar ik bezig was met een diploma in het tekenonderwijs. De vloer van het huis had een hellend verloop, mogelijk de reden waarom het pand bestemd was voor de sloop of renovatie. Na het behalen van het diploma verhuisden wij naar Leeuwarden waar ik een deeltijd baan in het onderwijs gekregen had. In Leeuwarden hoefden geen huizen gekraakt te worden. Je kon gewoon iets in de krant vinden. Daar begon mijn leven als sociaal volwassene. Baan, huis, getrouwd, en ja hoor, binnen de korste keren een kind.

***

Nu terug naar M., de grondkraker. Het zag er naar uit dat de bezorgdheid van de Zambiaanse Spoorwegen over het zich alsmaar uitbreidende bestand aan illigale gebouwen op de grond van dezelfde spoorwegen M. alleen maar tot grotere spoed aanzette. Hij dacht kennelijk dat hoe meer er stond, des te moeilijker het zou zijn om de boel af te doen breken. De spoorwegen hadden een paar maanden geleden iedereen die een gebouw op hun grond voor Choma langs de spoorlijk neergezet had een brief gegeven waarin stond dat deze gebouwen binnen twee weken ontruimd moesten worden. Daarna zou er een bulldozer komen om de gebouwen met de grond gelijk te maken. In die tijd waren ze, mensen van het spoor, ook naar het gemeentebestuur gestapt om hun beklag te doen. (Zie het verhaal van Z. in de vorige aflevering).
Ons 8 ha landje ligt schuin tegenover en aan de andere kant van de Grote Weg waar M. zijn bedrijvigheden aan het ontplooien is. Dit is het platteland en je kan daar, zal ik maar zeggen, geen scheet laten zonder dat dit op de een of andere manier een onderwerp van gesprek wordt. Ik vroeg onze landbewerker, Milner, over de activiteiten van M. “Nou,” zei Milner, “toen M. naar dat land toe ging waar hij nu aan het bouwen is woonden daar al een aantal squatters. Hij beviel deze mensen om te vertrekken want hij was de baas van de Counsel (bedoeld wordt de gemeentelijke overheid). Daarna begon hij te bouwen op het land waar hij de squatters vanaf gestuurd had.”
   “Leugens,” antwoordde ik. “M. is niet de baas van de Counsel, maar werkt daar wel als afdelingshoofd. Eigenlijk zou hij Mr Bodza moeten heten, meneer Leugenaar.”

Het verhaal deed ook de ronde dat de buurman van M. op Harmony, ik bedoel de buurman aan dezelfde kant van de weg, ene Mr A. en eigenaar van de graanmalerij alsmede de Verdover van het plaatselijke ziekenhuis, naar Kabwe gegaan was om daar met bevoegde mensen van de Spoorwegen te praten. Die hadden het fiat gegeven om aan de bouwwerken te beginnen, er was niet ongeoorloofs aan. Alles was dus in orde, niets aan de hand, gewoon lekker door gaan.

De buurman van ons landje, de bewoner van plot nummer 4, hield me staande toen we huiswaards keerden. Na de gebruikelijke begroetingen vroeg hij me om een meetlint, hij wilde een groententuin aanleggen. Nchi bracht het gesprek op M. door de buurman te vragen of hij wist wie daar aan het bouwen was, aan de overkant van de weg. Het was M. “Is dat de M. die hier vertelt dat hij de baas van de Counsel is,” vroeg ik.
   “Dezelfde,” gaf de buurman te kennen. “Die man is een probleem. Hij is geschorst wegens het verduisteren van geld bij de gemeente.”
   “Nou, dan zal je broer nog wel met hem te maken krijgen.” besloot ik en vandaar gingen wij naar huis. Buurman’s broer is raadslid van de gemeenteraad van Choma en ook kandidaat voor dezelfde positie bij de aankomende verkiezingen.
Thuis gekomen, terwijl ik bezig ben deze zaak op schrift te stellen, komt Nchi mijn werkruimte binnen lopen. “Het is op’t nieuws” zegt ze, “op Sky radio. Alle gebouwen binnen de 50 meter van het spoor en 20 meter van de Grote Weg moeten ontruimd worden. Er mogen ook geen permanente gebouwen gezet worden op het land tussen het spoor en de weg.”

Er gaat dan toch iets gebeuren. Maar of dit het einde is van de inmiddels opgetrokken bouwwerken valt nog te bezien. En het is zeker niet het einde van de mentaliteit waaraan zij ontsproten zijn. Waarschijnlijk gaan de optrekken van de “kleine luiden” het eerst tegen de grond. De Heer M. en de zijnen, direct verantwoordelijk voor het ingrijpen van de spoorwegen, komen ongetwijfeld het laatst aan de beurt. Ja, en het kan heel goed dat zij dan alsnog de dans ontspringen.

- - - - - - - - - - - - - - - -

© Zamfactor ltd

Geen opmerkingen: